Op haar veertiende werd Stephanie uit huis geplaatst. Na een verblijf in verschillende opvanghuizen, woongroepen en instellingen eindigde ze op straat. In haar hunkering naar aandacht en liefde verdoofde ze zich met drugs. Uiteindelijk kreeg ze haar leven weer op de rit en helpt nu anderen in vergelijkbare situaties.
Stephanie (38) werd op haar zesde voor de deur van haar ouderlijk huis aangereden door een auto. Het ongeluk veroorzaakte veel schade aan haar voet. Het was aanvankelijk onzeker of die behouden kon blijven. Voor de rest van haar leven raakte ze gehandicapt. “Het ongeluk was het begin van een zware periode voor ons gezin. Na een lang ziekenhuisverblijf wilden mijn ouders bij mijn thuiskomst het leven zo snel mogelijk weer oppakken. Ze stelden zich praktisch op in deze situatie, schouders eronder en doorgaan. Dat ging een tijd goed. Als klein kind wilde ik laten zien hoe snel ik alweer kon functioneren. Tot ik in mijn tienerjaren letterlijk en figuurlijk tegen mijn littekens aanliep.” Naast de handicap aan haar voet is ze ook sinds jonge leeftijd slechthorend. Ze kreeg het moeilijk met het ‘anders’ zijn en voelde zich kwetsbaar.
“Ik wilde daarover met mijn ouders in gesprek, maar zij hadden het er liever niet over. Zij waren niet in staat om mij emotioneel te begeleiden bij mijn handicaps en mij lukte het niet om ze een plek te geven in mijn leven.”
Daar kwamen gedragsproblemen uit voort. Stephanie beschadigde zichzelf, ontwikkelde anorexia en kreeg depressies. De hulpverlening noemde het borderline en vond dat ze therapie nodig had. De schoolpsycholoog had helaas een lange wachtlijst. “Wat ik nodig had was hulp bij de traumaverwerking. Na mijn ongeluk heb ik essentiële therapie gemist wat er uiteindelijk toe leidde dat ik op mijn veertiende uit huis werd geplaatst. De spanning thuis was enorm. Mijn ouders en ik konden niet praten over de gevolgen van het ongeluk en mijn gedrag werd niet begrepen. Ik wilde heel graag weg. Voor mijn ouders voelde
het als falen, maar de thuissituatie was niet langer houdbaar. Ze waren onmachtig en dachten dat hulpverleners mij beter zouden kunnen begeleiden.”
Onzelfstandig en kinderachtig
Stephanie verhuisde in de jaren daarna van woongroep naar opvanghuis en van instelling naar welzijnscentrum. In eerste instantie vond ze het leven daar fantastisch, samenwonen met leeftijdgenootjes en vrienden maken. “In de woongroepen mocht veel meer dan bij ons thuis, mijn moeder was overbezorgd. Ze verstikte me met haar zorgen, waardoor ik onzelfstandig en kinderachtig was. Ik kreeg nu zakgeld en kleedgeld en leerde koken. Het enige waar ik last van had was het wisselen van de hulpverleners op de groep. Ik hechtte me aan bepaalde personen en die werkten natuurlijk niet zeven dagen in de week.” Achteraf gezien waren het zware jaren. Stephanie was destructief, ze pijnigde zichzelf nog steeds en raakte al snel nieuwsgierig naar drugs. In de tehuizen woonden kinderen die uit onveilige thuissituaties kwamen. Ze waren weggehaald bij verslaafde ouders of hadden te maken gehad met misbruik. Stephanie kwam uit een veilig nest. “De meeste kinderen hadden al eens geblowd, ik wist amper wat een sigaret was. Binnen de groep werd ik al snel negatief beïnvloed en
bleek ook erg verslavingsgevoelig. Wat begon met een jointje eindigde met elke dag blowen. Het eerste lijntje coke leidde meteen tot drie maanden snuiven. De drugs dempten mijn hunkering naar aandacht en liefde. Ik had niemand meer nodig, dacht ik.”
Verslaafd op straat
Na meerdere waarschuwingen in verband met haar drugsgebruik escaleerde het op de woongroep en was Stephanie niet meer welkom. Met achttien jaar stond ze verslaafd aan cocaïne op straat. ’s Nachts kon ze terecht bij de jongeren dak- en thuislozenopvang Spaarnezicht in Haarlem. Overdag moest ze naar school of naar werk, Stephanie ging de straat op. “Ik werd opgenomen in het circuit van de oudere daklozen. Er werd veel drugs gebruikt. Bij een urinecontrole in de opvang werd ik positief getest op drugs en er uitgezet.” Vanaf dat moment was ze werkelijk dakloos. Twee zwervende lotgenoten ontfermden zich over haar. Zij namen haar mee naar eetvoorzieningen en regelden zelfs een slaapplek bij de volwassenen daklozenopvang van het Leger des Heils. “Het was een voordeel dat ik zo jong was. De oudere daklozen kwamen voor me op. Ik ben geen moment angstig geweest op straat.” Stephanie leefde van haar Wajong-uitkering en ontving ook nog kort studiefinanciering voor een studie die ze niet had afgemaakt. Ze had geen vaste lasten en betaalde geen zorgverzekering. Al haar geld ging op aan haar verslaving. “Er was altijd wel iemand met een adresje waar je drugs kon halen. Het aanbod op straat is verschrikkelijk groot.”
Keerpunt
Een van de vrienden waar Stephanie veel mee optrok liet zich opnemen in een christelijk therapeutisch centrum in Bloemendaal. Hij nodigde haar uit voor een kerkdienst. “Ik had niet veel met de kerk, maar ben wel gegaan. Tijdens de dienst werd geklapt, gehuild, gegild en met vlaggen gezwaaid. Ook werden er liederen gezongen. Mijn vriend, die ik niet anders kende dan snuivend en crimineel, zong uit volle borst mee. Ik weet niet wat me meer raakte, het feit dat hij daar zo stond of de warmte van die kerk. Het was er letterlijk warm, maar ik zag ook hoe de aanwezigen straalden. Het waren allemaal mensen met krassen op hun ziel. Hier in deze kerk mochten ze zichzelf zijn en werden ze geaccepteerd.” Stephanie bleef naar de kerkdiensten gaan en liet zich dopen. Ze was nog steeds verslaafd, maar dit was wel het begin van haar herstel. “Het geloof is het keerpunt in mijn leven geweest. De hulpverlening zei dat ik moest leren leven met mijn diagnose borderline. God zegt dat herstel mogelijk is. Er kon een einde komen aan mijn vreselijke stemmingswisselingen en de ballast van het verleden, dat wilde ik van de daken schreeuwen.”
In het geloof vond ze de kracht om zich aan haar dakloze bestaan te ontworstelen. Ze kickte grotendeels op eigen kracht af. Het lukte haar een studie te volgen en ze kreeg via een urgentieverklaring een eigen woonruimte. Bij het Leger des Heils werkt ze nu als leidinggevende en heeft te maken met daklozen die vergelijkbare levens leiden zoals zij ooit. “Ik vind het mooi om vanuit mijn functie uit te dragen hoe belangrijk het is om naast iemand te staan die worstelt in het leven. Hulp bieden en daarbij menselijk blijven is waar ik voor sta. Deels heeft dat met mijn eigen verleden te maken natuurlijk.”
Levensverhaal opschrijven
Stephanie haalt nog altijd steun uit het geloof. “Het is fijn om afhankelijk te zijn van God en niet van mensen. Mensen komen en gaan, God is er altijd. Ik weet nu waarvoor ik op aarde ben, om te leven vanuit vergeving en respect voor elkaar te hebben. Ik probeer een goed mens te zijn, de beste versie van mezelf.” Stephanie schreef twee boeken over haar leven. Het was een lang gekoesterde wens alles op schrift te zetten. Op jonge leeftijd hield ze al dagboeken bij. “Ik schrijf graag en je verhaal op papier zetten is tevens een goede therapie. Ik hoop met mijn boeken uitleg te geven over de domme keuzes die ik maakte in het leven waarmee ik ook anderen verdriet deed. Het is makkelijk oordelen waarom iemand verslaafd is. Niet iedereen zal het begrijpen, maar door mijn achtergrond en verslaving kon ik er weinig aan doen. Ik wist niet beter en zag toentertijd geen alternatief. Als bepaalde omstandigheden anders waren geweest, was het met mij wellicht ook anders gelopen.”
Op de vraag of haar ouders haar nu wel begrijpen heeft ze niet direct een antwoord. “Ik denk dat ze vooral trots op me zijn en dankbaar dat ik mijn leven nu zo heb ingericht. Er zijn geen zorgen meer om mij. Ik heb twee HBO-studies afgerond, een hulpverleningsstichting opgericht en ik doe betekenisvol werk. Mijn ouders vinden het moeilijk dat ik mijn verhaal naar buiten heb gebracht. Ze zijn van de generatie die de vuile was niet graag buiten hangt. Voor hen voelt het als dubbel falen: eerst werd ik uit huis geplaatst en nu weet de hele wereld het. Het kost ze moeite om dat te accepteren. Inmiddels troosten ze zich met de gedachte dat ons verhaal wellicht een ander gezin kan helpen. Ze hadden de hulpverlening aan mij graag anders gezien. Mijn ouders hebben de opvoeding in vertrouwen uit handen gegeven en zie hoe het mij verging. Toch denk ik dat ze achteraf nog steeds geen andere oplossing zien dan hulpverlening inschakelen, ze konden niet anders. Ik liet
ze door mijn gedrag ook geen andere keuze. Als mijn moeder en vader in staat waren geweest om mij emotioneel te begeleiden na mijn ernstige ongeluk, dan hadden ze dat zeker gedaan. Het mooist was het uiteraard geweest als we het als gezin hadden gered zonder hulpverlening.” ✶
Met de stichting Life with Joy wil Stephanie-Joy Eerhart hulpverlening bieden die daadwerkelijk bijdraagt aan het herstel van mensen. Dit doet zij door zelf een aantal diensten aan te bieden en daarnaast een sterke samenwerkingspartner te zijn voor al bestaande initiatieven. Voor meer informatie zie: www.lifewithjoy.nl
Tekst: Meta van der Heijden. Fotografie: Christhilde Klein.