Het was 1984 en ‘Small Town Boy’ van Bronski Beat was niet van de radio en televisie te slaan. Ik had er niks mee. Dat hoge stemmetje van Jimmy Somerville met die suffe synthesizer beat eronder werkte behoorlijk op mijn zenuwen.
En dan die clip! Die treurige Engelse sfeer waarin de treurige hoofdpersoon werd neergezet als treurig slachtoffer van een onrechtvaardige, treurige wereld. Mijn haren gingen er, ook zonder gele gel, recht van overeind staan.
En ineens waren daar, ook in 1984, The Smiths. Hun titelloze debuut was al in februari uitgekomen, maar het duurde een paar maanden voordat ik hem oppikte bij Capi Lux in winkelcentrum Schalkwijk. Eindelijk een bandje waarmee ik me kon identificeren.
Het kopen van die plaat was nog wel een spannende aangelegenheid, want de voorkant van de LP-hoes vertoonde het ontblote bovenlijf van Joe Dallesandro, een van Andy Warhol’s supersterren. Het voelde bijna als het kopen van een pornoblaadje.
Maar het was het waard want thuisgekomen hoorde ik een gitaarbandje dat zong over mijn geheimen, mijn angsten, mijn dromen. Het was nergens expliciet, maar de goede verstaander begreep het onmiddellijk. “All men have secrets and here is mine. So let it be known”, zong Morrissey door mijn jongenskamer en ik wist precies wat hij bedoelde.
Nog binnen het jaar volgde een tweede plaat met singles en radio-opnames: Hatful of Hollow. Over een schitterend jengelende gitaar klonk het “two lovers entwined pass me by and heaven knows I'm miserable now”. Mijn liefde voor The Smiths was bezegeld.
The Smiths dankten hun grote succes (vooral in het Verenigd Koninkrijk) niet alleen aan de lhbti+-gemeenschap, die in 1984 nog gewoon ‘holebi’ heette, maar aan alle verwarde adolescenten die zich herkenden in de teksten van Morrissey en die verliefd werden op de muziek van Johnny Marr, misschien wel de beste gitarist van zijn generatie.
Waar Marr een ingetogen en onbewogen muzikant was, was Morrissey misschien wel de eerste lhbti+-er van een nieuw tijdperk. Geen disco of gladde synthesizer pop, maar provocerende rock gelardeerd met Oscar Wilde-achtige zelfspot. Geen lispelende Jimmy Somerville, maar een strijdbare, gevaarlijke queer met een bos bloemen in zijn kontzak.
The Smiths bleven in hoog tempo werk uitbrengen. Minimaal een nieuwe plaat per jaar en tussendoor regelmatig compilaties van b-kanten en extra’s. Je moest een extra bijbaan nemen om alles te kunnen kopen.
En in 1987 was het over. Morrissey en Marr stonden elkaar inmiddels naar het leven en wensten elkaar alleen nog te ontmoeten in de rechtszaal. De meest invloedrijke Engelse band van de jaren tachtig hield op te bestaan.
Het gaat te ver te stellen dat The Smiths me hebben gered. Maar, hun liedjes lieten me wel zien dat er keuzes waren. Dat er een ander pad mogelijk was dan de clichés waarmee ik was opgegroeid. Dat gemillimeterd haar, een leren jackie en een zwarte spijkerbroek ook okay waren. The Smiths zetten een raam open en uiteindelijk een deur.
Helaas bleek Morrissey op den duur best een vervelende vent te zijn, anders had ik hem daar graag nog een keer voor bedankt.