Een wereld bouwen, HRLMtje 16
Soms denk ik wel eens, hoe ziet de wereld eruit als Tijn straks groot is? Alle spanningen en oorlogen, klimaatverandering, de opkomst van kunstmatige intelligentie… Het stemt niet altijd hoopvol en doet je verlangen naar vroeger, toen de wereld er anders uit leek te zien en je als kind helemaal niet bezig was met de grotere problemen die zich buiten je eigen belevingswereld afspeelden. Ik was vooral druk met de kleine wereld om me heen:
buitenspelen, speelgoed en speelafspraakjes. En gelukkig geldt dat voor Tijn nu ook.
Misschien is het een inhaalslag na de coronajaren of het feit dat Tijn als enig kind opgroeit, maar sinds zijn start op de basisschool heeft hij een enorme behoefte om af te spreken met leeftijdsgenootjes. Ook na een lange dag school, bruist Tijn nog van de energie om de sociale interactie met klasgenoten thuis voort te zetten. Het enige dilemma is waar er gespeeld zal gaan worden “Bij jou of bij mij?” klinkt het bijna dagelijks. “Bij wie ben je?” is meestal de wedervraag, “Bij je mama’s of je papa’s?” Ongeacht waar Tijn op dat moment is, heeft hij een sterke voorkeur om bij een van zijn ‘thuizen’ af te spreken. Vriendjes vinden dat doorgaans prima, ieder huis heeft zijn eigen collectie aan speelmateriaal, waar ze wel een middagje zoet mee kunnen zijn. En juist omdat Tijn dan weer hier is en dan weer daar, speel je nooit met hetzelfde. Sterker nog, bij ons is er speelgoed waar de meeste klasgenootjes van Tijn überhaupt nog nooit mee hebben gespeeld... De door mijn moeder zorgvuldig bewaarde Smurfen, Snorkels en Ghostbusters uit mijn jeugd, maken veertig jaar na dato een ware comeback hier thuis. Met Tijns obsessie voor monsters en mythen, zijn vooral de Ghostbusters een hit (niet in de laatste plaats doordat hij inmiddels ook kennis heeft gemaakt met de bijbehorende soundtrack van de film die in 1984 uitkwam!). Voor mij pure nostalgie, voor Tijn een unieke vondst uit het verleden. “Weet je wel hoe oud dit is?” vraagt Tijn op een donderdagmiddag na school aan zijn speelkameraadje, die het stuk speelgoed dat Tijn uit een krat haalt (voor de kenners de Ecto 1, de grote, witte Ghostbusters-Cadillac), duidelijk niet herkent als iets van deze tijd. “Wow, wat is dat! Hoe oud is dat dan?” vraagt het jongetje zich hardop af, alsof Tijn een fossiel tevoorschijn heeft gehaald. “Het is echt heel oud”, doet Tijn er nog een schepje bovenop. “Van mijn papa toen hij baby was, kun je dat voorstellen?” ”Woooow!” klinkt het weer opnieuw en Tijn gaat door: “Ja, hoeveel jaar is dat wel niet? Twintig miljard of zo?” Het vriendje staart een tijdje naar het retro-speelgoed, waarvan de witte verf inmiddels wat vergeeld is, en kijkt vervolgens naar mij en concludeert dan: “Ja, dit moet echt heeeel oud zijn!”
Er is bij ons thuis nog iets anders ‘antieks’ dat een enorme aantrekkingskracht op Tijn en zijn klasgenootjes heeft: Trixy, onze blinde, dove en licht dementerende kat. Trix, die het merendeel van de tijd als Tijn er is, voor pampus ligt op een kleedje op de bank, heeft letterlijk een grote aaibaarheidsfactor. Dat zal niet in de laatste plaats zijn, doordat ze door Tijn ontzettend wordt opgehemeld als zijnde het liefste, schattigste beestje dat er is. Een soort levende knuffel. Om de slapende Trix heen wordt regelmatig een hele hindernisbaan van speelgoed en kussens gebouwd. Daar moet zij dan, mocht ze in beweging komen, uit ontsnappen. Tijn noemt dat ‘een wereld bouwen’. En als Trixy in actie komt in het bijzijn van Tijn, ook al is dit enkel om naar de bak te gaan of zich te wassen, dan wordt dit met groot enthousiasme toegejuicht. “Kijk nou wat ze doet, ze gebruikt haar eigen washand (tong) om haar vachtje schoon te maken! We kunnen haar ook scheren, dan kan ze in de zomer in haar blootje naar buiten!” Trix vindt alles best en is misschien een nog wel grotere obsessie voor Tijn dan welk stuk speelgoed dan ook. Tijn zit zo vol van die kat, dat een vriendje laatst verzuchtte: “Ik wou dat ik Trix was, dan zou je me de hele dag aaien.” Dat Trixy al dik in de herfst van haar leven zit, is nog wel een ding. Daar lijkt Tijn zich echter niet van bewust. Die leeft echt in het moment. Terwijl het Ghostbusters-lied voor de zoveelste keer opstaat en Tijn springend op de bank en roept: Who you gonna call?, staat Trix op, om tussen al het speelgoed een andere slaapplek te zoeken. “Kijk, Trix danst ook op de Ghostbusters, ze heeft vast een goed leven. Ze moet alleen nog een weg in deze wereld vinden.”
En misschien is dat wel de opdracht die we allemaal hebben: een weg vinden in deze wereld. Met de realisatie dat ieder generatie zo haar eigen uitdagingen en problemen heeft. Toen ik opgroeide was er een nucleaire dreiging als gevolg van de Koude Oorlog, we hadden zure regen, een gat in de ozonlaag en er was een economische crisis gaande. Ook niet bepaald een vooruitzicht waarmee je als ouder gerust wordt gesteld. Hoewel sommige problemen niet de wereld uit zijn, ziet deze wereld er wel anders uit dan een paar decennia terug. Daar hadden we ons in de jaren ’80 geen voorstelling van kunnen maken. En daar berust ik dan ook maar in, in het vertrouwen dat de toekomst nog open ligt en er door de kinderen en jongeren van nu nog een hele nieuwe wereld gebouwd zal worden.