Stap voor stap, HRLMtje 9
‘Tijn wil van alles, maar kan nog niks.’ Met deze woorden op de ouder-app werd een paar weken geleden een dag op de crèche voor ons samengevat door de kinderopvang. We hebben er verschrikkelijk om moeten lachen met z’n vieren. Oké, het staat er misschien wat bot en kort door de bocht, maar kennelijk had Tijn zijn frustraties over het bijna-maar-net-niet-helemaal kunnen lopen, kruipen en praten ook op de crèche eens flink geuit. De ontwikkelingen in zijn jonge leventje volgen elkaar in rap tempo op, maar Tijn wil nu eenmaal soms nóg sneller. Dus ja, hij wil veel, en kan ook al best veel, als je bedenkt dat een klein jaar terug alleen drinken, slapen en poepen tot de mogelijkheden behoorden. Nu tijgert Tijn razendsnel door de kamer, trekt zich op aan het meubilair of zit als de directeur brabbelend aan het hoofd van de tafel als we samen eten. Met name ons poezenkind heeft het soms zwaar te verduren met de ontwikkelingen die Tijn doormaakt. “Nee Tijn, niet aan de staart van Miauw-miauw komen.” Miauw-miauw is de bijnaam die we hebben voor onze kat Trixy. Of eigenlijk gebruik ik deze bijnaam alleen bij Tijn. Hij moet lachen als de poes miauwt of als ik het miauw-geluid nadoe. Werkt goed bij aankleden als zijn hoofd te groot lijkt om door een trui te steken en hij begint te huilen. Een paar keer miauwen en er komt alweer een glimlach tevoorschijn. Dezelfde glimlach die hij ook heeft als hij Trixy hoort of ziet.
Trix op haar beurt hoort wel, maar ziet niks. Door een ongeluk is ze aan beide ogen blind geworden. In ons huis is dat niet meer zo’n probleem, inmiddels weet ze waar alles staat... totdat Tijn komt. Dan wordt de kamer gevuld met wandelwagen, kinderstoel, speelkleed, speelgoed en een jongetje van elf maanden dat druk achter Miauw-miauw aankruipt. Meestal weet Trixje nog net op tijd weg te komen tussen de bijtringen en knisperboekjes, maar laatst was Tijn haar te snel af en had hij haar al beet bij de staart. Op datzelfde moment tilde Marcel Tijn omhoog en bungelde Trix een meter boven de grond voordat ze, gelukkig weer, op haar pootjes terechtkwam. Hoewel ze geen kik gaf, moge het duidelijk zijn dat Trixy ontzettend moet wennen aan de komst van de kleine. Jarenlang was ze ons enige ‘kind’ en nu moet ze de aandacht delen. Maar ondanks dat haar territorium soms behoorlijk overhoop ligt door de kleine druktemaker, bieden de kinderstoel, wagen en het verschoonkussen ook heerlijke, nieuwe slaapplaatsen.
Over slapen gesproken: afgelopen week kwam Tijn weer bij ons logeren, deze keer bleef ons mannetje een paar dagen. Hij was echter snipverkouden en slapen thuis in Amsterdam bij de mama’s was al een hele uitdaging. Wij waren dus voorbereid op een aantal gebroken nachten. Als Tijn bij ons slaapt, hebben we een vast ritueel. Na het
flesje, verschoning en pyjama aantrekken, start ik met het zingen van kinderliedjes naast zijn bed. Van zingen, mits het zuiver gebeurt, wordt Tijn rustig. Soms is zingen al voldoende om hem in slaap te laten vallen, andere keren moet Marcel er aan te pas komen. Met zijn grote, warme handen wrijft hij dan over Tijns buikje en dat blijkt letterlijk een gouden greep, want in slaap vallen doet Tijn dan gegarandeerd. Vervolgens is het aan Tijn om lekker door te slapen en aan ons om te beslissen of we wel of niet in actie moeten komen als hij toch wakker wordt. Dit was de eerste nacht wel heel duidelijk: om één uur barstte er een flinke huilbui los en bleken de kinderliedjes en zelfs het buikje wrijven niet afdoende om hem te stoppen. Om te voorkomen dat de hele buurt wakker zou worden, vielen we terug op de noodoplossing: bij ons in bed. Vanaf het moment dat we Tijn uit het ledikant tilden, stopte het huilen en toen we bij ons bed aankwamen, begon het lachen. Met een helemaal gelukkige Tijn tussen ons in konden we onze nachtrust verder voortzetten. Tenminste, ík kon dat. Tijn was druk bezig met Marcels gezicht. Met zijn kleine vingertjes aaide hij over Marcels stoppelbaard en brabbelde zijn vaste woordjes: ‘aaaaahhhh’, ‘wigglewiggle’ en ‘cooliecoolie’. Toen Tijn eindelijk klaar was met aaien en in slaap viel, lag Marcel klaarwakker naast twee snurkende mannen. Het prinsje ontwaakte pas ’s morgens om een uurtje of negen met een grote glimlach op z’n gezicht, die de hele dag niet meer is weggegaan.
Misschien vind ik dat wel de mooiste ontwikkeling tot nu toe,
het vele lachen dat Tijn doet. Het onderstreept de band die hij
heeft met de mensen in zijn omgeving en dat hij goed in zijn vel zit. En of hij nu loopt met elf, twaalf of veertien maanden, het komt wel. Een vrolijk karakter, daar heb je je hele leven profijt van.
Nog meer reden tot vreugde is dat de moeders begin volgend jaar verhuizen van Amsterdam naar Santpoort! Het scheelt ons een paar uur filerijden per week. Tijn komt te wonen in een mooie groene omgeving waar hij straks heerlijk buiten kan spelen en wij zo op
de fiets naartoe rijden. We zullen de diversiteit die Amsterdam te bieden heeft echter wel gaan missen. Juist in onze situatie hechten we er waarde aan dat Tijn al vroeg leert dat, hoewel we allemaal anders zijn, iedereen gelijk is. Dat er meer overeenkomsten dan verschillen zijn tussen mensen. Ik ben er dan ook van overtuigd dat wanneer je dit van jongs af aan meekrijgt, je letterlijk ‘niet anders gewend’ bent. Het is daarom ook zeer kwalijk dat het de politiek
niet is gelukt om diversiteit te waarderen, over vooroordelen heen
te stappen en een regenboogakkoord te sluiten. Dat is iets waarbij het lachen zelfs Tijn zal vergaan als hij oud en wijs genoeg is om het te snappen. Hoewel snappen, het is moeilijk uit te leggen dat er anno 2020 in Nederland nog steeds behoorlijk veel politieke partijen zijn die vinden dat heterokoppels meer rechten mogen hebben dan homostellen. Deze partijen stemmen initiatieven tot gelijke behandeling structureel weg. Je seksuele voorkeur komt weliswaar pas op latere leeftijd tot uiting, maar is onderdeel van je identiteit vanaf je geboorte. Het is niet iets waar je voor kiest, het is iets wat je bent. En om daarop benadeeld te worden door een deel van de volksvertegenwoordiging is pijnlijk. En dat levert bij mij frustraties op; uit de politieke brabbeltaal komt een bijna-maar-net-niet-helemaal-akkoord. Ze laten je een beetje kruipen, maar zelfstandig lopen mag nog niet.
Zijn er andere onderwerpen waarvan de noodzaak nog groter is dat ze worden aangepakt? Ik denk het wel. Een stikstofcrisis bedreigt ons leefklimaat en dat van vele planten- en diersoorten. Een te hoge werkdruk bedreigt het onderwijs. Beide onderwerpen gaan mij aan het
hart. Op mijn werk heb ik daarom samen met een paar ouders de eerste stappen genomen om de school ‘groener’ te maken. Een school waarbij duurzaamheid hoog in het vaandel staat en we leerlingen bewust maken van hun rol in een toekomstbestendige samenleving. Zij zullen de generatie moeten worden die een omslag zal maken in de manier waarop we omgaan met de aarde en alles wat erop leeft. Dat klinkt misschien wat idealistisch, maar het was voor mij wel een drijfveer om in het onderwijs te gaan. Nu ik zelf vader ben, voel ik
dat nog sterker. Wat voor wereld laten we na aan onze kinderen?
Juist de basisschooljaren zijn van belang in het ontwikkelen van denkbeelden over diversiteit en gelijkheid, maar ook over duurzaamheid. Het gaat niet alleen om rekenen, taal en spelling; onderwijs gaat ook om omgangsvormen, respect, verantwoordelijkheid en verbinding. In een tijd waarin kinderen steeds individualistischer spelen via beeldschermen is juist het dagelijks samenzijn in een vaste groep, waarin voornamelijk face to face wordt gecommuniceerd, van grote waarde. Onderwijs gaat niet meer alleen om het overbrengen van lesstof, maar ook om het onderwijzen van normen en waarden. Het is daarom onbegrijpelijk dat er niet meer geïnvesteerd wordt in die basis, want als je echt wat wilt veranderen zal je dáár moeten beginnen. Maar misschien wil ik alles te snel en moeten we blij zijn met stappen die al wel genomen zijn.
Ik hoop daarom dat 2020 een jaar wordt vol nieuwe, positieve ontwikkelingen voor onze kleine Tijn, maar ook voor het grotere geheel waar wij allemaal deel van zijn.