Toen ik in mijn dertiger (en uw tachtiger) jaren iedere week een ganse middag als vrijwillige bezigheidstherapeut in een toen zeer bekend (Bejaarden- en) Verzorgingstehuis in Haarlem de daar residerende bewoners mocht bezig houden en aldus te vermaken en de dag door te komen, vielen me steevast een paar dingen op.
Afgezien van de afwezigheid van de licht penetrante urinelucht, die me in vrijwel alle andere, vergelijkbare instellingen immer de neus in kwam, was dat vooral de volstrekte kalmte waarmee alle ingezetenen daar zaten te zitten. Aangezien ik zelf in die tijd (en dat van jongs af aan reeds) aan een tamelijk hevige en zeer chronische randpaniekerige doodsangst leed, had ik verwacht, dat al die oudjes op zijn minst zich de hele dag, wanhopig uit hun ogen kijkend en angstig bibberend zo klein mogelijk zouden maken voor het geval Magere Hein met zijn hol klinkende voetstappen weer eens in de buurt zou komen op zijn vrijwel dagelijkse rondje door het gebouw. Maar in plaats daarvan zat de één rustig een boek te lezen, rookte een tweede op zijn gemak een pijpje of sigaartje, terwijl een derde met een glimlach op het gezicht een lange sjaal zat te breien. De constatering dat hier, ofschoon de omstandigheden en vonnissen toch overeenkomstig waren, niet de tralierammelende wanhoopsherrie van Death Row heerste, maar veeleer de rust van een midweekje Centerparcs buiten het seizoen, deed in mij een serene levenskalmte neerdalen, die sindsdien nooit meer van mijn zijde geweken is. Uiteraard begreep ik ook meteen, waarom mijn behandelend therapeut deze omgeving had uitgezocht voor mij, om ‘ervaring op te doen’ en ‘te leren’. De hemel hebbe zijn ziel, mocht hij niet meer onder ons zijn inmiddels.
Wel zal over een niet zo gek lange tijd, als ik zelf de leeftijd der toen aan mij toevertrouwde oudjes heb bereikt, een Ander Plan moeten worden getrokken. Dat sigaretje was al uitgefaseerd, natuurlijk: toen ik er, vlak voor de sluiting, nog eens langs kwam, zag ik hoe een oude man in een rolstoel naar buiten werd gereden (wel een plaidje over zijn benen), om daar in de najaarsstorm zijn slechte gewoonte te volgen. We leven al enige tijd in een tijd, waarin de ter dood veroordeelde zijn verzoek om een laatste trekje verontwaardigd van de hand zou zien gewezen, met het oog op de gezondheid van het vuurpeloton…En met de voor het eind van de vorige en begin van deze eeuw zo kenmerkende golf van neo-liberale participatiedrang, zijn de meeste van de instellingen, die men vroeger als ‘tehuis voor ouden van dagen’ omschreef immers opgeheven. Iemand heeft, ergens, ooit, verzonnen dat het véél beter is om tot hoge leeftijd ‘thuis’ te blijven wonen, liefst in een zo groot mogelijk huis, en daar met de kat op schoot stilletjes af te wachten wie er uit de familie- en buurtkringen komt opdagen om ‘te helpen’, hoe de energieprijzen zich verder gaan opstapelen en tegelijk de AOW en pensioenen weer eens bevroren worden, of gewoon verlaagd, en last but not least, of het morgen Hein is, of toch gewoon de bezorger van HelloFresh, die aan de deur klopt. Dit alles, terwijl de uren zich tot dagen en de dagen zich tot jaren aaneenrijgen, zoals altijd. En we alleen maar kunnen hopen, dat er bij de komende midterms eindelijk weer eens voor de Menselijke Maat zal worden gekozen – al houden we ons wankele hart vast…
Wel bijzonder natuurlijk, dat de doodsangst van ooit zo inmiddels eigenlijk is vervangen door levensangst: welke beren er nu weer op onze wegen zullen verschijnen, en welke zuchten en geruchten welke mensen weer doen vluchten…”Zuinig over de drempel” zong de oude Kan ooit. Tegenwoordig volstaat zuinig al lang niet meer, en zou hij moeten kiezen uit ‘angstig’, ‘bibberend’ of, op zijn minst ‘aarzelend’…Hadden we u al een mooi nieuw jaar gewenst? Bij dezen, dan!